EU Forum

’In Europa zijn we wel goed, maar niet gek’

15 May 2013 - 15:47

René Cuperus, publicist en onderzoeker voor de Wiardi Beckman Stichting van de PvdA, vroeg zich na het lezen van het Clingendael-boek 'Nederland als Europese lidstaat: eindelijk normaal?' af: 'In welke wereld leven de redacteuren en auteurs van dit boek?' Lees hieronder de tekst van de column die hij uitsprak bij de presentatie van de bundel.

Ik ben doorgaans een groot fan van het debunken van clichés. Van het ontmythologiseren door koele, nuchtere wetenschappers van gewoontewijsheden en oppervlakkige beeldvorming. Van het ridiculiseren van het kluitjesvoetbal in media en publieke opinie. Maar hier zitten wel grenzen aan. Je kunt het ontmythologiseren ook overdrijven.

En, eerlijk is eerlijk, dat was het overheersende gevoel dat me bekroop bij dit nieuwe, fraai uitgegeven Clingendael-boek: Nederland als Europese lidstaat: eindelijk normaal?

Het ‘’Europa-argwanend’’ geworden Nederland eindelijk een normale lidstaat in een normaal Europa?

Get real.

Geen misverstand: ik vind het een goed geslaagd boek, met vaak scherpe bijdragen en heldere analyses, die goed laten zien hoe in de diepere beleidscircuits van de Europese Unie praktische samenwerking van dag op dag gestalte krijgt. Maar ik vroeg me wel geregeld af: in welke wereld leven de redacteuren en auteurs van dit boek? Welk Europa-beeld houden zij erop na, om zo nuchter en ontspannen de lof van de Europese normalisering te kunnen zingen? Mijn mailbox en twitter-account lopen zo’n beetje over van alarmerende stukken over de penibel situatie waarin het Europees Project zich momenteel bevindt. Gisteren nog kwam er een groot onderzoeksrapport naar buiten van het Amerikaanse Pew Research.  Met de fijnzinnige titel: ‘’The New Sick Man of Europe is the European Union’’. Dat rapport laat een dramatisch ingestorte publieke steun voor de EU zien: Frankrijk -19. Spanje -14. Duitsland -8. Polen -1.

De gemiddelde Europese steun voor de Europese Unie is gedaald van 60% in 2012 naar 45% in 2013. Minder dan een derde van de Europeanen denkt dat Europese integratie hun economie heeft versterkt. Er treden harde splijtende krachten tussen Noord en Zuid-Europa aan het licht en, riskanter voor het project: een verwijdering tussen Duitsland en Frankrijk.

Twee weken geleden kwam de European Council on Foreign Relations met een analyse van de ‘opmerkelijke opmars van continentale euroscepsis’.  In zowel Zuid- als Noord-Europa. Beide electoraten – Noord en Zuid – hebben het gevoel gepiepeld te worden. Door elkaar. Zuid-Europa vindt dat de Noordelingen hen het vel over de oren trekken, en als monetaire kolonie behandelen; Noord-Europa denkt dat ze de melkkoe zijn geworden van een spilziek, onverantwoordelijk Zuiden. Voor bevolkingen is totaal onhelder hoe ze al die megabedragen, transfers en garanties in de eurozone precies moeten beoordelen. Worden nu de Cyprioten of de Noordelijke banken gered? En in hoeverre zijn de belangen van onze banken nog de belangen van onszelf? Beide delen, Noord en Zuid, voelen zich slachtoffers van de eurocrisis, en projecteren de frustratie daarover, terecht of onterecht, op Europa als geheel.

In het licht van deze alarmerende Europese context, doet de strekking en inzet van het nieuwe Clingendael-boek merkwaardig tegendraads aan, je kunt ook zeggen verfrissend tegendraads, maar tegendraads blijft het.

Dit boek betoogt, in het oog van de Europese orkaan, dat er wat de Nederlandse verhouding tot Europa betreft eigenlijk niets nieuws onder zon is en niet zoveel aan de hand is. Het oppervlakkige mediabeeld van een eurosceptisch Nederland klopt niet. Het Nederlandse nee bij het Europese referendum, de electorale opmars van eurokritische partijen als de PVV en SP suggereren wel discontinuïteit, maar dat is een drogbeeld. Continuïteit overheerst. Nederland blijft Europa benaderen met een houding van pragmatische terughoudendheid, zoals altijd al het geval is geweest. Alle ophef en Eurokritische ketelmuziek tonen vooral Europese normalisering aan, laten zien hoe verweven Nederland de facto met Europa is geraakt. Hoe normaal de Europese bestuurslaag is geworden.

Mwahh. Het is natuurlijk niet allemaal onzin, maar deze analyse gaat wel erg voorbij aan het heftige krachtenveld dat zich ontwikkeld heeft in en door de eurocrisis.

Hoe kan Nederland in godsnaam een normale lidstaat worden genoemd in een Europa dat zelf abnormaal op drift is?

Want hoe normaal is het huidige Europa?

  • We beleven, per ongeluk, de terugkeer van het Duitse vraagstuk. Duitsland wordt tegen wil en dank hegemoon in een Europa dat juist geconstrueerd was als oplossing van het Duitse vraagstuk.
  • Hoe normaal kan Nederland een Europese lidstaat blijven, als zijn grote metgezel, het Verenigd Koninkrijk, met de dag harder wegdrijft van het Europees Project? Zie de opmars van UKIP en de pleuris die nu bij de Britse Conservatieven is uitgebroken. Nederland wordt meer dan ooit geforceerd tot een enkele Reis naar het Continent (naar het mooie beeld van Mathieu Segers). Daar valt veel over te zeggen, maar niet dat het een normalisering voor Nederland betreft.  
  • Hoe geruststellend is een anti-euro-partij in Duitsland? Weinig geruststellend. Helemaal als je weet, dat Francois Mitterrand de Duitse D-mark ooit de atoombom van Duitsland heeft genoemd die hij juist met de EMU onschadelijk heeft willen maken.
  • Over Frankrijk gesproken: dat sociaal-economisch wankelmoedige land, brengt door zijn onhervormbaarheid de euro zelf juist meer en meer in gevaar.
  • Tot slot bevinden we ons in een Europa dat zijn eerste echte grote output-legitimiteitscrisis beleeft, met name in de eurozone: het Europees project staat niet langer garant voor welvaart en voorspoed, maar produceert werkloosheid en bail-out-schulden.  Hoezo Nederland een normale lidstaat in een transferunie en in een Europa dat aan de vooravond staat van een federal leap naar verdere economische centralisering en uniformering?

Het is allemaal nog te vroeg om te zeggen welke langdurige effecten deze grondverschuivingen in het post-eurocrisis Europa zullen hebben. Het kan zijn dat een economisch herstel wonderen doet voor de steun voor Europa, maar de politieke vertrouwenscrisis die zich in heel Europa voordoet, nationaal en Europees, gesymboliseerd door een pan-Europese populistische opstand tegen de gevestigde politiek orde, tempert wel enig jubelend optimisme.

Ik sluit af met een opmerking over de hoofdoproep die de redacteuren van het boek doen aan politici. De Nederlandse politici moeten ophouden zich uit te sloven om voor de bühne eurokritisch over te komen. Zij hebben het waanbeeld voor ogen, dat de Nederlandse burger eurokritisch zou zijn, maar dat is die helemaal niet. We hebben te maken, aldus de redacteuren, met schijn-euroscepsis.

Daar zit wel wat in, moet ik zelfs als een van de pyromanen van het Europees Burgerforum, eerlijk erkennen. Laat ik het zo zeggen: de handtekeningenactie tegen de kromspraak van het Koningslied haalde in één week meer handtekeningen op dan ons Burgerforum in een maand. 

Er bestaat in Nederland wel veel en toenemende Europa-bezorgdheid, maar die vertaalt zich helemaal niet in actieve eurokritiek, laat staan in beargumenteerde euroscepsis.

De grondhouding van de gemiddelde Nederlander (ook van mijzelf trouwens) is pro-Europees, gecombineerd met een totale desinteresse in de Europese politieke bestuurslaag.

Europese gezindheid, akkoord. Maar het gaat, zoals het SCP-onderzoek van Paul Dekker goed laat zien (ook in dit boek) om fragiele steun. We staan verstandelijk positief tegenover Europa, maar zijn op emotioneel niveau bepaald niet enthousiast: ’In Europa zijn we wel goed, maar niet gek’. En die kloof tussen verstandelijk instemming en gevoelsmatige weerzin is er sinds de eurocrisis niet kleiner op geworden.

Daarom moeten Nederlandse politici (die overigens zelf patiënt zijn van hetzelfde ziektebeeld van  Europese schizofrenie), zich niet rijk rekenen waar het gaat om de publieke steun voor de doorsnee gang van zaken in Brussel.  Gisteravond zat ik nog een debat voor in De Balie, met vice-premier Lodewijk Asscher, waarin het vrij verkeer van werknemers – een van de sacramenten  van de Europese religie – hard onder vuur werd genomen. Er werd besproken op welke manier het vrij personenverkeer zou kunnen worden ingeperkt, vanwege  de ontwrichtende werking ervan op nationale verzorgingsstaten. Dit is een teken aan de wand.  Goedschiks of kwaadschiks zullen er forse veranderingen in de huidige arrangementen van de Europese Unie worden afgedwongen.

Daarom een waarschuwing tot slot. Bezorgdheid over het Europees project wegzetten als xenofoob provincialisme - wat ook in het boek een aantal malen gebeurt – is het minst ‘normale’ wat men kan doen. Dat is spelen met vuur in het oog van de Europese orkaan.

René Cuperus is wetenschappelijk medewerker van de Wiardi Beckman Stichting, denktank van de PvdA, en Volkskrant-columnist.

 

Lees meer over euroscepsis op Europa Nu